De grote verdrukking en de verzekering van eeuwige redding

Inleiding

De grote verdrukking is een situatie waarbij de wereld geconfronteerd zal worden met een opeenhoping van ernstig verstorende gebeurtenissen die onherroepelijk zullen leiden naar een climax. Deze verdrukking zal uitmonden in de vervolging van de gezalfden gedurende de zogenoemde 'vastgestelde tijden der natiën' en worden gevolgd door het definitieve oordeel van God aan de wereld. Het sluitstuk wordt gevormd door de in werking treding van het 'koninkrijk van de hemel' en de opstanding der doden.

Openbaring hoofdstuk 6 biedt een samenvattend beeld van de gebeurtenissen die we kunnen waarnemen, die we in de recente geschiedenis hebben kunnen waarnemen en die we in de nabije toekomst nog zullen kunnen waarnemen.

Zij schetst hiervan het volgende beeld:

“Toen hij het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde levende wezen zeggen: ‘Kom!’ En ik keek en zag een vaal paard, en degene die erop zat, heette Dood. En het Graf volgde dicht achter hem. Ze kregen autoriteit over een vierde deel van de aarde om te doden met een lang zwaard en door voedseltekorten, dodelijke plagen en de wilde beesten van de aarde.” (Openbaring 6:7, 8).

Deze verdrukking zal alleen maar toenemen en ze zal leiden tot de oorlog van Harmageddon en tot de installatie van Gods koninkrijk dat alle bestaande menselijke regeringen zal vernietigen en zal vervangen. De loyaliteit van de mensheid ten opzichte van het Opperwezen vormt haar ultieme en beslissende beproeving:

“Schrijf aan de engel van de gemeente in Filadelfia: Dit zegt hij die heilig is, de ware, die de sleutel van David heeft — als hij opent kan niemand sluiten en als hij sluit kan niemand openen: “Ik ken je daden. Kijk, ik heb een deur voor je geopend die niemand kan sluiten. Ik weet dat je nog een beetje kracht hebt, en je hebt mijn woord nageleefd en bent niet ontrouw geweest aan mijn naam. Luister! Ik zal degenen van de synagoge van de Tegenstrever die zeggen dat ze Judeeërs zijn en het niet zijn, maar liegen — luister, ik zal ze laten komen en ze voor je voeten laten neerbuigen en ze laten weten dat ik van je houd. Omdat je het woord over mijn volharding hebt nageleefd, zal ik jou beschermen in het uur van beproeving, dat over de hele bewoonde aarde moet komen om hen die op aarde wonen, op de proef te stellen. Ik kom vlug. Blijf vasthouden aan wat je hebt, zodat niemand je je kroon afneemt.” (Openbaring 3:7-11).

In de laatste fase van die verdrukking zal het politieke systeem oorlog voeren tegen de getrouwe gezalfden die niet willen buigen voor de tot godheid verheven staat. De vervolging die dit met zich brengt zal 3,5 jaar beslaan en komt naderbij. Hierna zal het politieke systeem - en allen die het ondersteunen - tijdens de Oorlog van de Grote Dag van God de Almachtige worden vernietigd. (Daniel 7:23-29; Openbaring 6; Openbaring 11:7-10; Openbaring 12:13-17; Openbaring 13:5-18). Het zal er in toenemende mate toe leiden dat de mensheid bevangen zal worden door angst en verwachting omtrent de gebeurtenissen die over haar heen komen, culminerend in de komst van de Gezalfde en de daaraan verbonden hoop voor de gezalfden:

“Ook zullen er tekenen zijn in de zon, de maan en de sterren, en op aarde zullen de volken doodsbang zijn en geen uitweg weten vanwege het gebulder van de woeste zee. De mensen zullen bezwijken van angst en spanning om wat er over de bewoonde aarde komt, want de hemelse krachten zullen worden geschud. En dan zullen ze de Mensenzoon in een wolk zien komen met kracht en grote majesteit. Als die dingen beginnen te gebeuren, ga dan rechtop staan en hef je hoofd op, want je bevrijding is dichtbij.’” (Lukas 21:25-28).

De onderwerpen die in deze studie naar voren komen, zijn elders al in een andere vorm door ons besproken en uitgelegd; zie hiervoor het overzicht van profetieën. De profetieën die zijn gegeven aan zowel de profeet Daniël als de apostel en profeet Johannes zijn zeer gedetailleerde voorspellingen die allen in de loop der eeuwen zijn uitgekomen. Het is voor een mens een onbegrijpelijk gegeven dat alleen door een Opperwezen met een onpeilbare intelligentie en voorzienigheid tot stand kan worden gebracht. Werkelijk, de Almachtige God is de Alfa en de Omega (het begin en het einde) waarbinnen alles, maar dan ook alles gebeurt:

"‘Ik ben de Alfa en de Omega,’ zegt Jehovah God, ‘hij die is en die was en die komt, de Almachtige.’" (Openbaring 1:8).

We zullen nu zien hoe dit heeft uitgewerkt en welke ontwikkelingen zich zouden aftekenen in de aanloop naar het sluitstuk van de geschiedenis.

De koning van het noorden en de koning van het zuiden

De rivaliteit tussen twee koningen of politieke mogendheden uit de oudheid - door de profeet Daniël beschreven als de koning van het noorden en de koning van het zuiden omdat zij geografisch bezien ten noorden en ten zuiden van het land Israël lagen - speelt een belangrijke rol in de geschiedenis van de natie Israël in de oudheid, haar fysieke tempel in Jeruzalem en haar gereguleerde aanbidding onder het wetsverbond die via Mozes tot haar kwam. Met de geboorte van Jezus van Nazareth werd het toenmalige wetsverbond vervuld en werd het vervangen door een nieuw wetsverbond. Al deze kwesties spelen een hoofdrol in de gehele profetie die aan Daniël werd gegeven.

Daniël beschrijft de strijd tussen deze twee koningen in het laatste gedeelte van zijn boek (hoofdstuk 11 en 12). Na de dood van Alexander de Grote werd zijn rijk opgedeeld door vier rivaliserende generaals, ook wel de Diadochen genoemd (we verwijzen hiervoor naar De Diadochen, de strijd tussen de Griekse generaals of diadochen na de dood van Alexander de Grote).

Het belang van geografie

Het onderstaande plaatje visualiseert het onderwerp uit de profetie van Daniël en toont welke Grieks-Macedonische leiders naar voren kwamen na de dood van Alexander de Grote. De generaals of koningen die het rijk van Alexander opdeelden waren Kasandros, Lysimachos, Ptolemaios en Seleukos. Uiteindelijk bleven er, na heftige interne strijd, twee rivaliserende generaals over t.w. Seleukos in het noordelijke deel en Ptolemaios in het zuidelijke deel en die bekend werden als respectievelijk de koning van het noorden en de koning van het zuiden.

Afbeelding. De verdeling van het Grieks-Macedonische rijk na de dood van Alexander de Grote.
(Klik op de afbeelding om die te vergroten.)


Wanneer we de geografische kaart hierboven in ogenschouw nemen, dan zien we direct dat de koninkrijken Israël en Juda - aangegeven in het witte kwadrant - gelegen waren tussen de gebieden van deze twee generaals, Seleukos in het noorden en Ptolemaios in het zuiden. Om die reden benoemt Daniël deze twee koningen dan ook de koning van het noorden en de koning van het zuiden omdat ze geografisch gezien ten noorden en ten zuiden van Israël en Juda waren gesitueerd.

Voorwaarden aan dit scenario

Van groot belang is het besef dat er in de profetie van Daniël met betrekking tot deze twee koningen blijvend sprake moet zijn van drie politieke entiteiten die gelijktijdig een rol spelen en elkaar beinvloeden:

  1. Er moet in ieder geval een koning van het zuiden en/of een koning van het noorden aanwezig zijn;
  2. Er moet een religieuze staat aanwezig zijn die bekend staat als de natie Israël en die Gods volk vertegenwoordigt en huisvest.

Allen moeten geografisch ten opzichte van elkaar kunnen worden gelokaliseerd: de staat Israël temidden tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden.

Afbeelding. Map van de koningen van het
noorden en het zuiden met Jeruzalem als middelpunt.

(Klik op de afbeelding om die te vergroten.)


Zoals we hierna zullen zien, is er niets meer over van de geografische setting waarin twee koningen respectievelijk ten noorden en ten zuiden van Israël liggen terwijl tezelfdertijd het Israël uit de oudheid, dat Gods getuige op aarde was, niet meer bestaat. Geleidelijk werden de inwoners van Jeruzalem en Judea verstrooid en verdwenen zij in de zgn. diaspora. Slechts Arabische nederzettingen resteerden daarna nog in het land dat eens het thuis was van de nakomelingen van Jakob.

De identificatie van de laatste koning van het noorden: Rome

Na een lange onderlinge strijd tussen de overgebleven generaals Seleukos in het noorden en Ptolemaios in het zuiden, bleef er uiteindelijk slechts één koning over: Rome, die zich postitioneerde als koning van het noorden. De koning van het zuiden was reeds aan zijn einde gekomen aangezien het was overwonnen en was opgeslokt door Rome. In de afbeelding hieronder zien we duidelijk dat er geen sprake meer is van twee rivaliserende koningen maar dat er slechts één politieke macht is overgebleven: Rome.

Zoals we uit de geschiedenis weten, is Rome of het Romeinse rijk, het absolute imperium van die tijd en het had de twijfelachtige eer om Judea tot zijn gebied te mogen rekenen. Dit zorgde ervoor dat Rome bemoeienis kreeg met het gebied en de inwoners van Judea waarin de stad Jeruzalem met haar tempel gelegen was (zie het het gedeelte Het vierde wilde beest uit de zee: het Romeinse rijk) en dan het kopje 'Directe invloed op Gods volk: Verdrukking en de vernietiging van Jeruzalem'.

Uiteindelijk werd Rome het instrument dat bepalend was voor de geschiedenis van de wereld aangezien het de Gezalfde ter dood liet brengen en aan de tempel met haar wet, aanbidding en dierenoffers voorgoed een einde maakte.

Afbeelding. Map van het Romeinse rijk op
het hoogtepunt van de macht.

(Klik op de afbeelding om die te vergroten.)


De annexatie van het gebied van de voorlaatste koning van het noorden maakte Rome tot de allerlaatste koning van het noorden omdat zowel de macht van de koning van het zuiden gebroken was en omdat het land Israël geleidelijk aan zijn inwoners verloor aan de diaspora en het nooit meer zou dienen als Gods theocratische staat.

Het werkelijke doel van deze profetie

Wanneer een hemelse boodschapper of engel Daniël benadert onthult hij het feitelijke doel van zijn opdracht:

"...'Ik ben gekomen om je te laten begrijpen wat je volk aan het einde van de dagen zal overkomen, want het is een visioen dat bestemd is voor de toekomst.’" (Daniël 10:14).

Waar het in dit deel van de profetie van Daniël dus om gaat is niet zozeer om een gedetailleerde beschrijving te geven van de ontwikkelingen en de strijd van deze twee rivalen, maar om duidelijk te maken met welke onderdrukkende macht Gods volk van doen zou krijgen wanneer eenmaal de koning van het noorden tot volle wasdom was gekomen.

Zoals we boven concludeerden bestond het uiteindelijke doel van deze koning erin om de tempel in Jeruzalem te verwoesten als uitvoerder van Gods straf omdat het volk als natie de Verlosser had verworpen en gedood en daarmee de uitgestrekte hand van hun God afwees. We zien dat duidelijk terugkomen in de komst van het 'walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt'. Dit is het doel en de strategie die God altijd heeft toegepast en nog zal toepassen.

Na het bovenstaande in ogenschouw te hebben genomen, kunnen we concluderen dat de profetie omtrent deze twee koningen in het verleden is vervuld.

De opkomst van Rome

De val en vernietiging van de tempel in Jeruzalem, of de heilige plaats, vond plaats in het jaar 70 n. Chr. door de Romeinse legers onder aanvoering van generaal Titus. De gezalfden die aandacht hadden besteed aan Jezus' woorden, vluchtten naar de bergen van Judea toen zij zagen dat de stad was omsingeld door de Romeinse garnizoenen. Zij ontsnapten daarmee dus aan verdrukking, maar het is niet de 'grote verdrukking', want die zal worden gevolgd door de totale omverwerping van het huidige systeem [*].

We gaan even terug naar de voorgeschiedenis die leidde tot de komst van het Romeinse rijk. In het derde regeringsjaar van koning Belsazar van Babylon kreeg Daniël, na het visioen dat hij eerder had gekregen, opnieuw een visioen. Hij beschrijft dit visioen aldus:

"In het visioen was ik in de vesting Susan, die in de provincie Elam ligt. Toen ik het visioen zag, stond ik bij de rivier de Ulai. Ik keek op en zag een ram voor de rivier staan, en hij had twee hoorns. De twee hoorns waren lang, maar de ene was hoger dan de andere, en de hoogste kwam later op. Ik zag de ram stoten naar het westen, naar het noorden en naar het zuiden. Geen enkel wild beest hield tegen hem stand en er was niemand die uit zijn macht kon bevrijden. Hij deed wat hij wilde en hij maakte zich groot.

Terwijl ik toekeek, zag ik uit het westen een geitenbok komen die het hele aardoppervlak doorkruiste zonder de grond te raken. De bok had een opvallende hoorn tussen zijn ogen. Hij ging op de ram met de twee hoorns af die ik bij de rivier had zien staan. In razende woede stormde hij op hem af.

Ik zag hem steeds dichter bij de ram komen. Vol bitterheid stootte hij de ram omver en brak zijn twee hoorns, en de ram had niet de kracht om tegen hem stand te houden. Hij wierp de ram tegen de grond en vertrapte hem, en niemand kon de ram redden uit zijn macht.

De geitenbok maakte zich bijzonder groot, maar zodra hij machtig werd, werd de grote hoorn gebroken. Daarvoor in de plaats kwamen vier opvallende hoorns, gericht naar de vier windstreken van de hemel." (Daniël 8:2-9).





Afbeelding. De ram met de twee hoorns rechts, beeldt de koningen van Medië en Perzië af,
de geitenbok links beeldt de koning van Griekenland af en de hoorn is Alexander de Grote.


De boodschapper van God, Gabriël, maakte vervolgens aan Daniël duidelijk wie deze beesten (koningen) waren:

" De ram met de twee hoorns die je hebt gezien, stelt de koningen van Medië en Perzië voor. De harige bok stelt de koning van Griekenland voor en de grote hoorn tussen zijn ogen betekent de eerste koning. Dat de hoorn gebroken werd en er vier andere voor in de plaats kwamen, betekent dat er uit zijn volk vier koninkrijken zullen opstaan, maar niet met zijn kracht." (Daniël 8:20-22).

Nadat Griekenland het rijk van Medië en Perzië teniet had gedaan, werd de macht van Alexander de Grote verbroken door diens dood. Vervolgens zien we dat er vier van zijn generaals Griekenland verdelen (diadochen). We hebben dit hierboven gezien.



Afbeelding. Het Griekse rijk van de diadochen na Alexander de Grote
geillustreerd door een luipaard met vier vleugels en vier koppen
(bijbelpassage).


De nazaten van het Griekse rijk - de Diadochen - wisten uiteindelijk geen stand te houden tegen de opkomende superieure macht van de Romeinse staat. De Romeinse verovering van Griekenland was een complex proces dat zich over een periode van meerdere eeuwen afspeelde. Hier is een kort overzicht van hoe dit in zijn werk ging:

De Eerste Macedonische Oorlog (214-205 v.Chr.):
De Romeinse Republiek raakte voor het eerst betrokken bij Griekse aangelegenheden tijdens de Eerste Macedonische Oorlog, die werd uitgevochten tegen koning Filips V van Macedonië. De Romeinen kwamen tussenbeide in Griekenland om de Macedonische expansie in de regio tegen te gaan. De oorlog eindigde met de Vrede van Fenicië in 205 voor Christus, waarbij de Romeinen hun invloed in Griekenland lieten gelden.

De Tweede Macedonische Oorlog (200-197 v.Chr.):
Na de nederlaag van Macedonië in de Eerste Macedonische Oorlog probeerde koning Filips V zijn verloren gebieden terug te winnen. De Romeinen, onder leiding van generaal Titus Quinctius Flamininus, versloegen Filips V in de Tweede Macedonische Oorlog. De Romeinen kwamen als overwinnaar tevoorschijn in de Slag bij Cynoscephalae in 197 voor Christus, wat leidde tot het Verdrag van Tempe, dat Filips V dwong zijn territoriale ambities in Griekenland op te geven.

De Achaïsche Oorlog (146 v.Chr.):
De Romeinse verovering van Griekenland culmineerde in de Achaïsche Oorlog, ook wel bekend als de Vierde Macedonische Oorlog. De oorlog werd uitgevochten tussen de Romeinse Republiek en de Achaeïsche Liga, een confederatie van Griekse stadstaten. De Romeinen versloegen de Grieken beslissend in de Slag bij Korinthe in 146 voor Christus. Deze overwinning betekende het einde van de Griekse onafhankelijkheid, toen de Romeinen hun dominantie over de regio vestigden. Na de verovering van Griekenland stichtten de Romeinen de provincie Achaea, die een groot deel van het vasteland van Griekenland omvatte. De Romeinen oefenden controle uit over Griekenland door de vestiging van Romeinse koloniën, het opleggen van Romeinse wetten en instellingen en de aanwezigheid van Romeinse militaire garnizoenen.

Over het geheel genomen was de Romeinse verovering van Griekenland een geleidelijk proces dat een reeks militaire conflicten en diplomatieke manoeuvres met zich meebracht. De Romeinen waren in staat hun dominantie over Griekenland te laten gelden door een combinatie van militaire macht, politieke allianties en strategische berekeningen.

Bron: How did the Romans conquer Greece?

De boodschapper illustreert dit door aan te geven dat een van zijn hoorns - Seleukos, de toenmalige koning van het noorden - de basis legt voor de opkomst van Rome, dat zijn gebiedsdeel heeft geannexeerd:

"Uit één ervan kwam nog een hoorn, een kleine, die enorm uitgroeide naar het zuiden, naar het oosten en naar het Sieraad. Hij werd zo groot dat hij helemaal tot aan het hemelse leger reikte. Hij liet een deel van het leger en van de sterren naar de aarde vallen en vertrapte ze. Hij verhief zich zelfs tegen de Vorst van het leger. Hem werd het vaste kenmerk ontnomen en de vaste plaats van zijn heiligdom werd omvergehaald. Het leger werd samen met het vaste kenmerk overgeleverd vanwege overtreding. Hij bleef waarheid ter aarde werpen en hij slaagde in wat hij ondernam.

Ik hoorde een heilige spreken, en een andere heilige zei tegen degene die sprak: ‘Hoelang zal het visioen duren over het vaste kenmerk en de overtreding die verwoesting veroorzaakt en over het vertrappen van de heilige plaats en het leger?’ Hij zei tegen me: ‘Het zal 2300 avonden en ochtenden duren, en daarna zal de heilige plaats beslist in de juiste toestand worden hersteld.’" (Daniël 8:9-14).

In de lijst hieronder zien we welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan alvorens deze Seleucidische lijn van regeerders, uitgroeide tot het Romeinse rijk:

  • Annexatie door de Romeinen

Bron: Lijst van koningen uit het huis der Seleuciden

______

[*] Wat betreft de datering van het boek Openbaring schrijft Irenaeus dat de boekrol door de apostel Johannes (die gevangen zat op het Griekse eiland Patmos) werd geschreven tegen het einde van de regering van Dometianus, en aangezien Domitianus als Caesar regeerde na 81 n.Chr. tot 96 n.Chr., is een datum van 95 n.Chr. voor de Openbaring het meest geloofwaardig voor het auteurschap ervan.

70 weken zijn vastgesteld voor het volk en de heilige stad

We kijken nu even specifiek naar de gebeurtenissen aangaande de stad Jeruzalem en haar tempel zoals de profeet Daniël dit heeft beschreven:

"Er zijn voor je volk en je heilige stad 70 weken vastgesteld om de overtreding te beëindigen, om een eind te maken aan zonde, om verzoening te doen voor fouten, om eeuwige rechtvaardigheid te brengen, om het visioen en de profetie te verzegelen en om het heilige der heiligen te zalven. Je moet dit weten en begrijpen: vanaf het moment dat het woord uitgaat om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot Messias de Leider zullen er 7 weken voorbijgaan en ook 62 weken. Ze zal hersteld en herbouwd worden, met een plein en een gracht, maar in moeilijke tijden...

Verdere beschrijving volgt.

De 1290 en 1335 dagen, de 2300 avonden en ochtenden en het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt

Beschrijving vanuit Daniëls perspectief volgt.

Het oordeel over Jeruzalem en de vernietiging van haar tempel

De vraag wanneer dit zou plaatsvinden hield de apostelen van Jezus bezig. Zittend op de Olijfberg in Jeruzalem en van een afstand kijkend naar de prachtige tempel aldaar, zei Jezus het volgende:

“Zien jullie dit allemaal? Ik verzeker jullie: Er zal hier niet één steen op de andere blijven. Alles zal worden afgebroken.” (Mattheus 24:2).

Dit horend stelden de apostelen hem daarom de volgende vraag:

“‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren?’” (Mattheus 24:3).

Het antwoord dat Jezus gaf is tweeledig maar is door hem zodanig verpakt dat het belangrijk is te analyseren op welk tijdperk het betrekking heeft. Het antwoord op de vraag heeft in eerste instantie betrekking op de situatie in Jeruzalem met haar tempel. Hierover zei Jezus het volgende:

“Wanneer jullie daarom het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt, waarover de profeet Daniël sprak, in een heilige plaats zien staan (lezer, gebruik inzicht), dan moeten degenen die in Judea zijn naar de bergen vluchten. Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om spullen uit zijn huis te halen, en wie op het veld is, moet niet teruggaan om zijn bovenkleed op te halen. Wee de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Blijf bidden dat jullie niet in de winter of op de sabbat hoeven te vluchten.” (Mattheus 24: 17-20).

In het parallelle verslag van de apostel Lukas is het zo weergegeven:

“Maar wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legertroepen omsingeld is, weet dan dat de verwoesting van de stad dichtbij is. Dan moeten degenen die in Judea zijn, naar de bergen vluchten, en degenen die in de stad zijn, moeten vertrekken. En wie op het land is, moet niet de stad in gaan, want dit zijn dagen waarin het oordeel wordt voltrokken zodat alles wat geschreven staat, zal worden vervuld. Wee de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! Want er zal veel ellende over het land komen en dit volk zal zwaar gestraft worden. Ze zullen door het zwaard omkomen of als gevangenen naar alle volken worden weggevoerd.” (Lukas 21:20-24).

Verwant hieraan is het gedeelte uit hetzelfde verslag van Lukas:

"Toen hij dichterbij kwam en naar de stad keek, begon hij te huilen en zei: ‘Had jij vandaag maar ingezien wat vrede brengt — maar nu is dat voor je ogen verborgen. Want er komt een tijd dat je vijanden een belegeringswal van puntige palen om je heen zullen bouwen. Ze zullen je omsingelen en je van alle kanten belegeren. Ze zullen je met de grond gelijkmaken en je kinderen verpletteren. Ze zullen in jou geen steen op de andere laten, omdat je de tijd waarin je werd geïnspecteerd, niet hebt herkend.’" (Lukas 19:41-44).

De grote verdrukking

Deze verdrukking heeft enorme implicaties en strekt verder dan de verdrukking die over Jeruzalem kwam. Het heeft uiteindelijk betrekking op het Lichaam van de Gezalfde dat vergaderd is uit alle natiën. Hierover zei Jezus het volgende:

“Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er vanaf het begin van de wereld tot nu toe niet is voorgekomen en ook nooit meer zal voorkomen. Als die tijd niet zou worden verkort, zou niemand worden gered. Maar ter wille van de uitverkorenen zal die tijd worden verkort.” (Mattheus 24:21, 22).

Het paralelle verslag in Daniël luidt:

"In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst die staat ten behoeve van jouw volk. Er zal een moeilijke tijd aanbreken zoals er niet is geweest sinds er een volk is ontstaan tot die tijd. In die tijd zal jouw volk ontkomen, iedereen die geschreven blijkt te staan in het boek." (Daniel 12:1,2).

Deze situatie waarin Michaël optreedt, vinden we ook terug in Openbaring 12.

Jezus vervolgt verder:

“Onmiddellijk na de verdrukking van die periode zal de zon worden verduisterd en zal de maan geen licht meer geven. De sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse krachten zullen worden geschud. Dan zal het teken van de Mensenzoon aan de hemel verschijnen en zullen alle volken op aarde zich van verdriet op de borst slaan. Ze zullen de Mensenzoon op de wolken van de hemel zien komen met kracht en grote majesteit. En hij zal zijn engelen onder luid trompetgeschal eropuit sturen om zijn uitverkorenen bijeen te brengen uit de vier windstreken, van het ene uiteinde van de hemel tot het andere.” (Mattheus 24:29-31).

In de brief aan de gemeente in Thessaloniki, herhaalt Paulus deze woorden als volgt:

“Het is namelijk rechtvaardig van God om degenen die jullie onderdrukken te straffen met onderdrukking. Maar jullie die onderdrukt worden, zullen samen met ons verlichting krijgen bij de openbaring van de Heer Jezus. Dan verschijnt hij vanuit de hemel met zijn krachtige engelen in een vlammend vuur en neemt hij wraak op hen die God niet kennen en hen die het goede nieuws over onze Heer Jezus niet gehoorzamen. Zij zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan, ver van de Heer en van zijn geweldige kracht. Dat zal gebeuren op de dag dat hij komt om geëerd te worden in verband met zijn heiligen en om bewonderd te worden door iedereen die geloof heeft getoond, en jullie hebben het getuigenis dat we hebben gegeven, in geloof aanvaard.” (2 Thessalonicenzen 1:6-10).

In de Openbaring komen we soortgelijke terminologie tegen die Jezus eerder in Mattheus 24:29-31 gebruikte:

“En ik keek toen hij het zesde zegel opende, en er vond een grote aardbeving plaats. De zon werd zwart als een haren zak, de hele maan werd als bloed en de sterren van de hemel vielen naar de aarde zoals onrijpe vijgen die door een stormwind van een vijgenboom worden geschud. De hemel verdween als een boekrol die wordt opgerold en alle bergen en eilanden werden van hun plaats verwijderd. De koningen van de aarde, de hoge ambtenaren, de legerofficieren, de rijken, de sterken, alle slaven en alle vrije mensen verborgen zich toen in de grotten en tussen de rotsen van de bergen. En ze zeggen steeds tegen de bergen en de rotsen: ‘Val op ons en verberg ons voor de ogen van hem die op de troon zit en voor de woede van het Lam! Want de grote dag van hun woede is gekomen en wie kan dan staande blijven?’” (Openbaring 6:12-17).

De gezalfden over wie de grote verdrukking zal komen en die in de Openbaring worden gesymboliseerd als de 144.000, zullen uiteindelijk gered worden en uit de grote verdrukking komen:

“Toen vroeg een van de oudsten mij: ‘Wie zijn dat in die witte gewaden en waar komen ze vandaan?’ Onmiddellijk zei ik tegen hem: ‘Mijn heer, u weet het.’ Daarop zei hij: ‘Dat zijn degenen die uit de grote verdrukking komen. Ze hebben hun gewaden gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom staan ze voor de troon van God en doen ze dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel. Hij die op de troon zit, zal zijn tent over hen uitspreiden. Ze zullen geen honger of dorst meer hebben, de zon zal niet op hen branden en geen verschroeiende hitte zal hen treffen. Want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen hoeden en hen leiden naar bronnen met levengevend water. En God zal elke traan uit hun ogen wegwissen.’” (Openbaring 7:13-17).

Vervolging van de gezalfden gedurende 1260 dagen, 42 maanden of 3,5 jaar

Zoals aan het begin van dit onderwerp al werd besproken, bedraagt de duur van de vervolging van de gezalfden als sluitstuk van de grote verdrukking 3,5 jaar. In Daniel hoofdstuk 7, Openbaring 11, 12 en 13 vinden we deze tijdsperiode terug, zij het in verschillende vormen, maar elk beslaat dezelfde periode.

Een 'tijd, tijden en een halve tijd':

“Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste en hij zal de heiligen van het Opperwezen voortdurend uitputten. Hij zal eropuit zijn tijden en wet te veranderen, en ze zullen in zijn handen worden gegeven voor een tijd (עד־עדן), tijden (ועדנין) en een halve tijd (ופלג עדן).” (Daniel 7:25).

Het woord dat Daniel hier gebruikt voor 'uitputten' is een oud Aramees woord יְבַּלֵּא van de stam בְּלָא (b'la) en betekent 'uitputten, vermoeien, verslijten'. Het is een oorlog tegen de geest van de gezalfden en de Lasteraar zal bekende dwangmaatregelen op hen toepassen zodat zij zwichten en toegeven.

De periode ‘tijd, tijden en een halve tijd’ ofwel ‘drieënhalve tijd’ correspondeert met Openbaring 11:3, 4 waar we lezen:

"…’en ze zullen de heilige stad 42 maanden lang vertrappen. Ik zal mijn twee getuigen 1260 dagen in zakken gekleed laten profeteren.’ Zij worden afgebeeld door de twee olijfbomen en de twee lampenstandaarden en ze staan voor de Heer van de aarde.” (Openbaring 11:3, 4).

In Openbaring 12:5-17 vinden we dezelfde periode terug:

"De vrouw vluchtte naar de woestijn, waar God voor haar een plaats had klaargemaakt en waar ze 1260 dagen gevoed zou worden (Openbaring 12:6) [...] Daar moet ze gedurende een tijd en tijden en een halve tijd gevoed worden, uit het gezicht van de slang." (Openbaring 12:14).

En in Openbaring 13:5-18:

"Ook aanbaden ze het wilde beest met de woorden: ‘Wie is als het wilde beest? Wie kan het tegen hem opnemen?’ Hij kreeg een mond die grote dingen en godslasteringen sprak en hij kreeg autoriteit om 42 maanden lang te handelen. Hij opende zijn mond met lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn woonplaats, degenen die in de hemel wonen. Het werd hem toegestaan om oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen." (Openbaring 13:4-7).

Zowel 42 maanden als 1260 dagen zijn 3,5 jaar, gerekend naar de Hebreeuwse kalenderindeling van 360 dagen per jaar. De vervolging die door het wilde beest over de heiligen wordt gebracht, bedraagt dus drieënhalf jaar. Gedurende die periode profeteren zij 'in zakken gehuld' [*].

[*] In bijbelse tijden was het zich omgorden met een zak dikwijls het zinnebeeld van rouw. Het was een teken dat de persoon in diepe droefheid of smart verkeerde (Genesis 37:34; Job 16:15, 16; Ezechiël 27:31). Omgording met een zak werd in verband gebracht met de sombere onheilsboodschappen of droevige tijdingen die Gods profeten moesten bekendmaken (Jesaja 3:8, 24-26; Jeremia 48:37; 49:3). Het in zakken gehuld zijn, kon op deemoed of berouw duiden als reactie op een goddelijke waarschuwing (Jona 3:5).

Kenmerken en aard van de grote verdrukking

Zoals in het bovenstaande kopje werd beredeneerd, heeft de verdrukking het karakter van 'uitputting' dat in het bijzonder ons als gezalfden zal treffen.

Door het (cultureel) marxisme, dat sterke raakvlakken heeft met de zionistische Talmoed, treffen we de zogenaamde 'cancel culture' aan, een 'woke' instrument om elke mening die afwijkt van de door een kleine minderheid opgelegde norm, dwangmatig te criminaliseren en waarbij wordt gepoogd om de historie van complete volken uit te vlakken. Dit is nog maar het begin maar de het laat nu reeds een duidelijk patroon zien van wat wij als gezalfden kunnen verwachten.

Vanaf het begin van de menselijke geschiedenis zien we de verderfelijke, dodelijke invloed van de 'hidden hand' van de Tegenstrever in alle menselijke aangelegenheden. Zijn (toegestane) relatieve en onderdrukkende macht over met name het politieke systeem is duidelijk waarneembaar.

In Openbaring 13:15 lezen we de volgende passage:

"Het misleidt de bewoners van de aarde met de tekenen die het mocht doen voor de ogen van het wilde beest, terwijl het tegen de bewoners van de aarde zegt dat ze een beeld moeten maken voor het wilde beest dat door het zwaard gewond was maar weer was opgeleefd. Het werd hem toegestaan adem te geven aan het beeld van het wilde beest, zodat het beeld van het wilde beest niet alleen zou spreken maar er ook voor zou zorgen dat iedereen gedood wordt die weigert het beeld van het wilde beest te aanbidden." (Openbaring 13:15).

Dit lijkt een bijzonder rigoureuze en verontrustende maatregel die iedereen zou treffen die een standpunt inneemt dat door het 'beeld van het wilde beest' is gecriminaliseerd en als niet toelaatbaar wordt gekarakteriseerd; op straffe des doods zogezegd. Maar is dit zo?

In de bovenstaande passage uit de Openbaring is het woord dat met 'gedood' wordt vertaald een afgeleide van het Griekse werkwoord 'ἀποκτείνω' (apokteinoo). In Strong's Concordantie wordt de betekenis van dit werkwoord uitgelegd en daar zien we dat dit werkwoord twee betekenissen heeft: een letterlijke en een figuurlijke, overdrachtelijke betekenis (Nederl.):

2. figuurlijk, (uit)blussen, afschaffen: τήν ἐχτραν, Efeziërs 2:16; om morele dood toe te brengen, Romeinen 7:11 (zie ἀποθνῄσκω, II. 2); om het geestelijk leven te ontnemen en eeuwige ellende te veroorzaken, 2 Korintiërs 3:6 (Lachmann ἀποκταινει; zie hierboven).

In deze verwijzing worden drie schriftplaatsen aangehaald die dit verder verduidelijken:

"...en verzoende hij (Jezus) door de martelpaal beide groepen (de Israëlieten en de natiën of niet-Israëlieten) in één lichaam volledig met God. Hij heeft met zijn lichaam de vijandschap gedood (ἀποκτείνας) (Efeziërs 2:16);

"Want de zonde heeft door het gebod de kans gekregen om me te verleiden en heeft me door middel daarvan gedood (ἀπέκτεινεν)." (Romeinen 7:11);

"...die ons inderdaad geschikt heeft gemaakt om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet van een geschreven wet maar van geest. Want de geschreven wet veroordeelt tot de dood (ἀποκτέννει), maar de geest maakt levend." (2 Korinthiërs 3:6).

In bovenstaande schriftgedeelten zien we duidelijk de figuurlijke, overdrachtelijke betekenis van het werkwoord 'doden'.

In het boek Job, de verzen 7 t/m 12 zien we hoe de Jehovah wijst op de getrouwheid van Job. De Tegenstrever echter stelt zich op het standpunt dat elk mens God ontrouw zal zijn wanneer hem zijn fysieke middelen worden afgenomen en zijn leven een dramatische wending krijgt. De Tegenstrever krijgt alleen geen toestemming om Job te doden. En dat is een zeer belangrijk gegeven wanneer de strijd tegen ons als gezalfden zal losbarsten:

"Jehovah vroeg aan de Tegenstrever: ‘Waar kom je vandaan?’ De Tegenstrever antwoordde Jehovah: ‘Ik heb rondgezworven en rondgedoold op aarde.’ Daarop zei Jehovah tegen de Tegenstrever: ‘Heb je gelet op mijn dienaar Job? Er is niemand op aarde als hij. Hij is een oprecht en getrouw man, die ontzag heeft voor God en vermijdt wat slecht is.’ Maar de Tegenstrever antwoordde Jehovah: ‘Het is toch niet voor niets dat Job ontzag voor God heeft? U hebt als bescherming een omheining geplaatst rond hem en zijn huis en alles wat hij heeft. U hebt het werk van zijn handen gezegend, en zijn veestapel breidt zich steeds meer uit in het land. Maar steek voor de verandering uw hand eens uit en tast alles aan wat hij heeft. Dan zal hij u zeker recht in uw gezicht vervloeken.’ Toen zei Jehovah tegen de Tegenstrever: ‘Goed, alles wat hij heeft, is in je hand. Alleen hemzelf mag je niet aanraken!’ Daarna ging de Tegenstrever bij Jehovah weg." (Job 1:7-12).

Zoals besproken zal de Vader niet toestaan dat al zijn zonen tijdens de vervolging letterlijk de dood worden ingejaagd. Zij zullen worden 'gedood' in de zin dat zij ter zijde zullen worden geschoven in een poging om hun vertrouwen in de Vader en zijn gezalfde zoon te beschadigen en hen als volk teniet te doen door hen uit te sluiten van de gemeenschap en hen als paria's te beschouwen en op alle mogelijke manieren te ontmoedigen en uit te putten. Bezie echter eerst deze passages die ons ervan verzekeren dat God zijn 'tempel' beschermt:

"Weten jullie niet dat jullie zelf Gods tempel zijn en dat de geest van God in jullie woont? Als iemand de tempel van God vernietigt, zal God hem vernietigen. Want de tempel van God is heilig, en jullie zijn die tempel." (1 Korinthiërs 3:16, 17).

Hoe zullen wij trouwens de overwinning behalen over het wilde beest als we collectief het leven hebben verloren? Dit is de verzekering:

"En ik zag iets dat leek op een zee van glas vermengd met vuur. Degenen die de overwinning behalen over het wilde beest en zijn beeld en het getal van zijn naam, stonden bij de zee van glas en hadden harpen van God." (Openbaring 15:2).

Ons geloof en vasthoudendheid zullen als ongewenst en crimineel worden beschouwd en wij zullen daarom voortdurend worden bestookt.

In het volgende schriftgedeelte zien we de wijze waarop wij zullen worden getroffen en worden 'gedood':

"Het maakt dat alle mensen — de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven — een merkteken op hun rechterhand of op hun voorhoofd aanvaarden, zodat iemand alleen kan kopen of verkopen als hij het merkteken heeft: de naam van het wilde beest of het getal van zijn naam." (Openbaring 13:16, 17).

Hier zien we een verschijnsel dat we nu al waarnemen in bepaalde delen van de wereld, met name in China, de 'testinground' van de Tegenstrever, waar het zgn. 'social credit system' mensen insluit of uitsluit op grond van hun mate van loyaliteit aan de staat. Dit fenomeen rolt zich inmiddels uit over de ontwikkelde, angelsaksische landen en zal zich als een olievlek uitbreiden over de rest van de wereld nadat het 'scharlaken gekleurde wilde beest' (de achtste en laatste koning) uit de afgrond is gekomen en zijn beeld is gemaakt en actief geworden is.

In de volgende passage uit de Openbaring zien we de figuurlijke dood van de twee gezalfde getuigen en hun 'opstanding' (de fysieke opstanding vindt pas plaats na de oorlog van Harmaggedon, gedurende de 1000-jarige regering en is hier dus niet letterlijk).

"Als ze klaar zijn met hun getuigenis, zal het wilde beest dat uit de afgrond opstijgt, oorlog tegen ze voeren en ze overwinnen en doden (ἀποκτενεῖ). Hun lijken zullen op de brede straat liggen van de grote stad die in figuurlijke zin Sodom en Egypte 1) wordt genoemd, waar ook hun Heer aan een paal werd gehangen. Gedurende drieënhalve dag zullen mensen uit de volken, stammen, talen en landen hun lijken bekijken, en ze laten niet toe dat hun lijken in een graf worden gelegd. En de bewoners van de aarde zijn blij over hun dood en vieren feest. Ze zullen elkaar geschenken sturen, want deze twee profeten hebben de bewoners van de aarde gekweld.

Na de drieënhalve dag kwam er levensgeest van God in hen. Ze gingen staan, en degenen die hen zagen werden vreselijk bang. Er klonk een luide stem uit de hemel die tegen hen zei: ‘Kom naar boven.’ En in de wolk stegen ze op naar de hemel, en hun vijanden zagen hen. In dat uur was er een grote aardbeving, en een tiende deel van de stad stortte in. En 7000 mensen werden door de aardbeving gedood (ἀπεκτάνθησαν)..." (Openbaring 11:13) 2).

1) Een symbool voor de wereldwijde acceptatie van valse religie en afgoderij, sodomie en politieke onderdrukking.

2) De 7000 personen die hier worden genoemd en die werden 'gedood' duiden op "de overgeblevenen (gezalfden) [...} die zich aan de geboden van God houden en de taak hebben over Jezus te getuigen". (Openbaring 12:17).

Dit laatste vinden we terug in het volgende schriftgedeelte van het boek 'Koningen':

"Er zijn in Israël nog 7000 personen over die niet voor Baäl hebben geknield en die hem niet hebben gekust.’" (1 Koningen 19:18)

Als hun en onze dood letterlijk zou zijn, dan zou God geen grote menigte hebben die levend uit (of door) de grote verdrukking komt.

Conclusie

We zien dus dat de verdrukking die Jeruzalem in het jaar 70 n.Chr. onderging, niet de grote verdrukking is die in de Openbaring is beschreven.

We zien ook wat de aard van de vervolging zal zijn die over ons als gezalfden zal komen. Hierom geeft Jezus ons de volgende raad, hoe lastig dit ook voor ons zal zijn:

"Wie oren heeft, moet horen. Wie bestemd is voor gevangenschap, zal in gevangenschap gaan. Wie met het zwaard doodt, moet met het zwaard gedood worden. Hier komt het voor de heiligen aan op volharding en geloof." (Openbaring 13:9, 10)

Wij zullen hoe dan ook de overwinning behalen over het wilde beest en de walgelijke eigenaar die het kracht geeft. Niemand kan het tegen het Opperwezen en zijn verheerlijkte zoon opnemen. Wij zullen zegevieren met hun hulp en genieten van de eeuwige zegeningen in hun koninkrijk. Amen.